Het 10 stappen plan voor de beginnende boogschutter
HET SCHIETPATROON |
|
|
Het
schietpatroon bij het boogschieten is het geheel van stappen die je moet
volgen om een schot volledig af te werken. Het bestaat uit 10 opeenvolgende
onderdelen.Elk van deze
schakels heeft zijn eigen belang en is een onmisbaar deel van het geheel.
Succes of falen hangt af van de evenwichtige en perfecte samenhang van de
onderlinge stappen. Het is de perfecte uitvoering van alle onderscheiden stappen, wat maakt dat een schot
perfect doel treft of juist niet. Het is zeer belangrijk om bij elk schot steeds hetzelfde te
doen. Daarom
behandelen we deze procedure stap voor stap.
Opmerking Het
schietpatroon is samengesteld voor een rechtse schutter. De
houding moet tijdens het volledig schietpatroon behouden blijven. De meest
efficiente houding is de haakse houding waarbij de doelschutter schrijlings
over de schietlijn (en de wipschutter achter de schietlijn) gaat staan. De
voeten staan het best op schouderbreedte uit elkaar. Je staat om te beginnen
in rechte hoek op de schietlijn. Het lichaamsgewicht wordt verdeeld over de
beide benen en het hoofd wordt naar het doel (of de wip) gekeerd zodat de kin
ongeveer boven de linkse schouder komt. Een denkbeeldige lijn loodrecht op de
schietlijn gaat langs je tenen recht naar het doel (of de wip). De voetplaatsing Door
de eigen natuurlijke voetstand van de schutter kan het zijn dat deze stand
t.o.v. het doel (of de wip) van schutter tot schutter kan verschillen. Deze
stand vinden is voor iedere schutter van het grootste belang. Tijdens de
schietbeurt is het aangeraden om de voeten niet te verplaatsen en bij iedere
volgende beurt steeds dezelfde voetplaatsing in te nemen. Methode om de juiste voetplaatsing te bepalen �
Plaats de voeten loodrecht op de
schietlijn. �
Trek aan in de richting van de schijf ( of
de wip) en mik. �
Sluit de ogen. �
Wacht 3 seconden. �
Open de ogen. �
Controleer de vizierkorrel t.o.v. de schijf
( of de wip). �
Herhaal de test 3 tot 5 maal. Indien
de vizierkorrel zich rechts van het midden van het doel bevindt, moet de
rechtervoet 5 cm naar voor en indien de vizierkorrel zich links van het doel
bevindt moet de linkervoet 5 cm naar achter worden geplaatst. �
Neem de pijl bij de keep en leg hem op de
pijlsteun met de ndexveer naar buiten gekeerd. �
Druk de keepgroef op het koord tussen of
onder het merkteken tot de keep erop vastklikt. Het beste is echter 2
merktekens. �
Houd de boog in de richting van het doel
(of de wip). Controleer
regelmatig de staat van het keeppunt en de spanhoogte. Booghand �
De booghand wordt tegen de kolf van de boog
geplaatst ter hoogte van de "Y" gevormd door duim en wijsvinger. �
Duim en vingers vormen een losse ring rond
de greep. �
Pols en vingers blijven ontspannen. �
De elleboog wordt van de boog weggedraaid. Koordhand Dit
is de moeilijkste schakel om aan te leren. De meest gebruikte methode is de
Middellandse methode, d.w.z. 1 vinger boven en 2 vingers onder het keeppunt. Methode �
Het haken van de vingers dient in de eerste
vingerplooi te gebeuren. �
Plaats de wijsvinger 3 mm boven het
keeppunt, de midden- en ringvinger onder het keeppunt. Die 2 vingers mogen
het keeppunt lichtjes raken. De vingers moeten haaks langs het koord liggen. �
Ontspan de pols en hou de rug van de hand
recht. �
De hand en de voorarm moeten 1 horizontale
lijn vormen. �
De druk verdelen over de 3 vingers op het
koord. Opmerking Bij het plaatsen van de vingers moet men
kijken en voelen. Alle
lichamelijke en geestelijke functies worden volledig op 1 doel gericht: het
schieten van een goed schot. Elk schot moet worden aanzien als een
wedstrijdschot. Door beroep te doen op wilskracht en vertrouwen laat de
concentratie je toe om de lichamelijke capaciteit volledig onder controle te
houden. Schakel alle negatieve factoren uit en behoud de positieve. Methodes om de negatieve factoren uit te schakelen �
Tegen spanning is enkel ontspanning
effectief. �
Concentreer je op 1 schot en niet op
verscheidene. �
Probeer je te isoleren van het publiek of
andere schutters. �
Laat je nooit de cadans van een andere
schutter opdringen. Ademhalingstechniek Het
is niet nodig om -zoals zovelen beweren- in te ademen voor de aantrek. Er
zijn 4 verschillende stappen in de ademhaling:
1. Inademen tijdens het omhoogbrengen van de
boog.
2. Uitademen tijdens het spannen en ankeren. 3. Een stop van 5 a 8 seconden tijdens het mikken en lossen.
Bij het narichten meermaals dieper in- en
uitademen Bij
de vorige schakels ging de aandacht vooral naar de onderdelen van de boog en
pijl. Methode �
Houd de vingers op het koord in de juiste
positie. �
Verhoog de druk op het koord. Deze
schakel verloopt over verschillende fasen: Methode �
Hef de boog in de richting van het doel/de
wip. Hou de boogarm recht en de elleboog naar buiten. �
Controleer de plaats van de boog- en
koordhand. �
Trek met een vlotte beweging de koord naar
achteren door de werking van de rug- en schouderspieren. De elleboog blijft
op schouderhoogte. �
Blijf doortrekken tot je de
referentiepunten van de ankerpunten raakt. Opmerking �
Vermijd het hoofd naar het koord toe te
brengen en het koord uitsluitend met de armspieren te trekken. �
De boogarm en -hand dienen tijdens het
aantrekken, ontspannen te blijven. Ankeren
is het brengen van de koordhand op een vast bepaald punt. Ook bij deze fase
is het belangrijk dat het steeds op dezelfde manier gebeurt. De meest voor de
hand liggende ankerpunten zijn delen van het gelaat. Je kan hiervoor best de
neuspunt en de kin gebruiken. Het ankeren vervangt bij het mikken de
vizierkeep en daar op de boog slechts 1 vizierpunt is toegestaan dienen deze
referentiepunten als middel om steeds dezelfde miklijn te bekomen. Methode �
Houd de tanden op elkaar. �
Plaats de wijsvinger van de koordhand onder
de kin en zorg voor een stevig contact. �
De koord moet de neuspunt raken en
eventueel de lippen. �
De volledige koordhand blijft ontspannen en
de niet trekkende vingers blijven los. �
De duim van de koordhand wordt lichtjes
naar binnen geplooid. Opmerking �
Tijdens het ankeren moet de spanning in de
schouderbladen behouden blijven. �
Het probleem bij het ankeren is dat
tegelijkertijd een sterke spanning in de rug- en schouderspieren aanwezig is,
terwijl de boogarm en -hand, de koordarm en -hand zoveel mogelijk moeten
ontspannen blijven. Dit vergt een grote graad van coordinatie en
concentratie. Je
moet vooraf aanvaarden dat het onmogelijk is om volledig "stil" te
staan. De hartslag, de spierspanning en de zenuwwerking veroorzaken steeds
een lichte beweging. Het mikken mag maximaal een 7-tal seconden in beslag
nemen want na 8 seconden verschijnen reeds de eerste vermoeidheidsverschijnselen.
Wanneer de grens van 10 seconden bereikt is, is het wenselijk om het
schietpatroon volledig te herbeginnen. De meest gebruikte mikmethode is deze
met behulp van een vizier. Daarom beperken we ons dan ook tot deze methode. Methode �
Houd de vizierkorrel op het midden van het
geel. (Of het blokje van de af te schieten vogel). �
Let hierbij op de ogen scherp te stellen op
het geel (of de vogel) en niet op de korrel. �
Lijn het koord met het midden van de
binnenkant van de boog. �
De meeste ervaren schutters beginnen het
mikken iets boven de roos of de vogel. �
Het volstaat niet de korrel op de vogel of
op het geel te plaatsen, je moet er hem ook houden. �
Houd rug- en schouderspieren gespannen. Opmerking �
Mik niet overhaastig. �
Controleer voortdurend de vizierkorrel op
het geel of op het blokje. �
Houd 'koppig' vol ! Mikproblematiek Het
houden van de gespannen boog wordt steeds ongemakkelijker naarmate je langer
mikt. Je wil zo snel mogelijk het schot lossen. Dit be�nvloedt natuurlijk het
mikken negatief. Daarom moet de schutter zich oefenen om de pijl slechts te
lossen als de vizierkorrel precies op het geel (of de gemikte vogel) staat.
Veel schutters doen de eerste 7 fasen van het schietpatroon correct maar bij
de achtste fase (het mikken), verliezen ze alle concentratie en de pijl wordt
gelost vooraleer het mikken beeindigd is. Dit is het begin van de
mikproblematiek. Het is echter zeer moeilijk om dergelijk probleem op te
lossen. In
principe hebben we 3 variaties: 1.
Snapshot: De pijl wordt
gelost nog voor de schutter zijn ankerpunt heeft bereikt. 2.
Freezing: Dit is het
onvermogen of de geestelijke blokkade het vizierpunt op het geel (of het
blokje) te brengen. 3.
Losblokkade: Je kan de pijl
niet lossen, niettegenstaande de vizierkorrel op het geel (of het blokje)
staat. Een
mogelijke oplossing is het gebruik van een treklengteverklikker of
"klikker". Je mag hem niet gebruiken om andere fouten in het
schietpatroon te verduisteren. Op die manier kan je de fouten nog vergroten. Dit
is de voornaamste schakel in het hele schietpatroon. Dit is de bekroning van
alle vorige fasen. Het is geen bewuste beweging maar een reactie op het
loskomen van de koord. Methode �
Ontspan geleidelijk de vingers van de
koordhand, vermijd de vingers bewust te strekken. �
Door het behouden van de spanning in de
schouderbladen gaan koordarm en -hand automatisch naar achter langs het gezicht. �
Tijdens het lossen blijft de booghand
ontspannen. �
Tijdens het lossen moet men blijven
doormikken. Opmerking Het
lossen ontstaat door een dubbele werking. 1.
De verhoging van de spanning in de rug.
2.
Het progressief ontspannen van de vingers
van de koordhand. Deze dubbele actie vergt een hoog coordinatie- en
concentratievermogen. Het lossen moet een onbewuste reactie zijn op het
plotseling verdwijnen van de weerstand van het koord. Na
het eigenlijke lossen moet men in de loshouding blijven staan tot de pijl het
doel (of de wip) raakt. Dit noemt men de losbevestiging. Dit is nauw
verbonden met goed lossen. |